Ezra 9:1

SVAls nu deze dingen voleind waren, traden de vorsten tot mij toe, zeggende: Het volk Israels, en de priesters, en de Levieten, zijn niet afgezonderd van de volken dezer landen, naar hun gruwelen, [namelijk] van de Kanaanieten, van de Hethieten, van de Ferezieten, van de Jebusieten, van de Ammonieten, van de Moabieten, van de Egyptenaren en van de Amorieten.
WLCוּכְכַלֹּ֣ות אֵ֗לֶּה נִגְּשׁ֨וּ אֵלַ֤י הַשָּׂרִים֙ לֵאמֹ֔ר לֹֽא־נִבְדְּל֞וּ הָעָ֤ם יִשְׂרָאֵל֙ וְהַכֹּהֲנִ֣ים וְהַלְוִיִּ֔ם מֵעַמֵּ֖י הָאֲרָצֹ֑ות כְּ֠תֹועֲבֹֽתֵיהֶם לַכְּנַעֲנִ֨י הַחִתִּ֜י הַפְּרִזִּ֣י הַיְבוּסִ֗י הָֽעַמֹּנִי֙ הַמֹּ֣אָבִ֔י הַמִּצְרִ֖י וְהָאֱמֹרִֽי׃
Trans.ûḵəḵallwōṯ ’ēlleh nigəšû ’ēlay haśśārîm lē’mōr lō’-niḇədəlû hā‘ām yiśərā’ēl wəhakōhănîm wəhaləwîyim mē‘ammê hā’ărāṣwōṯ kəṯwō‘ăḇōṯêhem lakəna‘ănî haḥitî hapərizzî hayəḇûsî hā‘ammōnî hammō’āḇî hammiṣərî wəhā’ĕmōrî:

Algemeen

Zie ook: Ammonieten, Amorieten, Egyptenaren, Ferezieten, Hethieten, Jebus, Kanaanieten, Levieten, Moab, Priester

Aantekeningen

Als nu deze dingen voleind waren, traden de vorsten tot mij toe, zeggende: Het volk Israëls, en de priesters, en de Levieten, zijn niet afgezonderd van de volken dezer landen, naar hun gruwelen, [namelijk] van de Kanaänieten, van de Hethieten, van de Ferezieten, van de Jebusieten, van de Ammonieten, van de Moabieten, van de Egyptenaren en van de Amorieten.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וּ

-

כְ

-

כַלּ֣וֹת

dingen voleind waren

אֵ֗לֶּה

Als nu deze

נִגְּשׁ֨וּ

traden

אֵלַ֤י

tot

הַ

-

שָּׂרִים֙

de vorsten

לֵ

-

אמֹ֔ר

zeggende

לֹֽא־

zijn niet

נִבְדְּל֞וּ

afgezonderd

הָ

-

עָ֤ם

Het volk

יִשְׂרָאֵל֙

Israëls

וְ

-

הַ

-

כֹּהֲנִ֣ים

en de priesters

וְ

-

הַ

-

לְוִיִּ֔ם

en de Levieten

מֵ

-

עַמֵּ֖י

de volken

הָ

-

אֲרָצ֑וֹת

dezer landen

כְּ֠

-

תוֹעֲבֹֽתֵיהֶם

naar hun gruwelen

לַ

-

כְּנַעֲנִ֨י

van de Kanaänieten

הַ

-

חִתִּ֜י

de Hethieten

הַ

-

פְּרִזִּ֣י

de Ferezieten

הַ

-

יְבוּסִ֗י

de Jebusieten

הָֽ

-

עַמֹּנִי֙

de Ammonieten

הַ

-

מֹּ֣אָבִ֔י

de Moabieten

הַ

-

מִּצְרִ֖י

de Egyptenaren

וְ

-

הָ

-

אֱמֹרִֽי

en de Amorieten


Als nu deze dingen voleind waren, traden de vorsten tot mij toe, zeggende: Het volk Israels, en de priesters, en de Levieten, zijn niet afgezonderd van de volken dezer landen, naar hun gruwelen, [namelijk] van de Kanaanieten, van de Hethieten, van de Ferezieten, van de Jebusieten, van de Ammonieten, van de Moabieten, van de Egyptenaren en van de Amorieten.


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!